Primaire inhoud van de pagina
Entity view (Content)
Mobiliteit
Entity view (Content)
Voor wat de algemene, actuele toelichting betreft, verwijzen wij u naar volgende link van de FOD WASO (Federale OverheidsDienst Werkgelegenheid en Sociaal Overleg).
Van zodra sectorale informatie beschikbaar is (over collectieve arbeidsovereenkomsten met betrekking tot dit thema, in verband met de paritaire comités 149.01, 149.04, 200 en 124), zullen wij deze publiceren.
Mobiliteit in onze sector: Hoe zit het nu in elkaar?
In dit artikel zullen we ons wijden aan deze begrippen en hopen wij dat u erna bij elke ‘verplaatsing’ die u maakt, het juiste begrip eraan kan hangen.
De basis van bovenstaande begrippen vinden we terug in de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 oktober 2023 betreffende de vervoerskosten ‘(hierna genoemd ‘CAO Vervoerskosten). In deze CAO Vervoerskosten onderscheiden we drie luiken, namelijk het woonwerkverkeer, de mobiliteitsvergoeding en de kosten en vergoedingen voor de verplaatsingen tussen de werven. Hieronder kan u de uitleg nalezen, maar we hebben dit ook gevisualiseerd in een schema
Vervoerskosten voor de arbeiders die zich van hun woonplaats naar de zetel van de onderneming, de aanwervingsplaats of de ophaalplaats begeven.
Onder dit luik verstaan we het zogenaamde ‘echte woonwerkverkeer’. Aangezien de elektrosector een sector is waarbij redelijk veel variabelen spelen wat betreft vervoer, hebben de sociale partners beslist om drie verschillende verplaatsingen vanaf de woonplaats te beschouwen als woonwerkverkeer, zijnde
- Heen en terug woonplaats / zetel van de onderneming
- Heen en terug woonplaats / aanwervingsplaats
- Heen en terug woonplaats / ophaalplaats
Afhankelijk van het gekozen vervoermiddel geldt een andere vergoeding. Zo bedraagt de tussenkomst van de werkgever 100% van de totale kost van het vervoersbewijs bij gebruik van het gemeenschappelijk openbaar vervoer. Voor het privévervoer, zal men teruggrijpen naar de werkgeversbijdrage in het maand-of weekabonnement zoals opgenomen in de tabel van CAO nr. 19/9. De verplaatsing met het eigen vervoer heeft betrekking op alle mogelijke eigen vervoermiddelen, ook te voet. Voor de werknemers die zich met de fiets naar het werk begeven, geldt er een fietsvergoeding.
Uiteraard is er geen vergoeding woonwerkverkeer verschuldigd indien de werknemer een bedrijfswagen ter beschikking gesteld krijgt van de werkgever waarbij hij evenens het woonwerkverkeer mag doen.
Al bovenstaande verplaatsingen maken geen deel uit van de arbeidsduur. Voor de juiste bedragen kan u contact op nemen met het Legal Team van Techlink.
Vervoerskosten voor de arbeiders die zich van hun woonplaats, de zetel van de onderneming of de ophaalplaats naar een werf begeven, die niet de aanwervingsplaats is.
Na het woonwerkverkeer belanden we bij de ‘mobiliteit’. Spreekt men het woord mobiliteit uit in de elektrosector, dan verbindt men daaraan de zogenaamde ‘mobiliteitsvergoeding’. Eerst even de theorie erachter.
De mobiliteitsvergoeding is een forfaitair stelsel van terugbetaling van verplaatsingskosten dat toegekend wordt aan werknemers in paritaire comités waar de plaats van tewerkstelling niet vast is. De betrokken werknemers worden tewerkgesteld op werven die verschillen van opdracht tot opdracht. Om de tijd van de verplaatsing naar de werf die geen arbeidstijd is, te vergoeden werd de “mobiliteitsvergoeding” gecreëerd.
Net zoals bij het woonwerkverkeer onderscheiden we drie verschillende verplaatsingen:
- Heen en terug woonplaats / werf, die niet de aanwervingsplaats is
- Heen en terug zetel van de onderneming / werf, die niet de aanwervingsplaats is
- Heen en terug ophaalplaats / werf, die niet de aanwervingsplaats is
Voor het vervoer naar de werf geldt de mobiliteitsvergoeding, die afhankelijk is van het gebruikte vervoermiddel, alsook als het gaat om een chauffeur of passagier, met name, wordt er een onderscheid gemaakt tussen:
- Openbaar vervoer : volledig terugbetaling van de totale kost van het gebruikte openbaar vervoer.
- Persoonlijk vervoermiddel : 0,3262 EUR per afgelegde kilometer
- Voertuig van de werkgever
- Chauffeur met passagier : 0,1579 EUR per afgelegde kilometer
- Chauffeur zonder passagier : 0,1579 EUR per afgelegde kilometer
- Passagier : 0,1579 EUR per afgelegde kilometer
De vergoeding is pas verschuldigd vanaf een minimumafstand van 5 kilometer. Bij combinatie van meerdere voertuigen wordt de vergoeding per voertuig vastgesteld en toegekend.
De tijd om zich te verplaatsen, gebeurt nog niet tijdens de arbeidsduur en wordt niet vergoed. Beschouw dit als het begin van de werkdag, waarbij de arbeidsduur start op de eerste werf. Toch is er één uitzondering hierop. Indien de zetel van de onderneming niet enkel fungeert als ophaalplaats, maar dat er tevens arbeid wordt geleverd dan dient de arbeidstijd op de zetel van de onderneming verloond te worden. Voor het vervoer naar de werf geldt enkel de mobiliteitsvergoeding.
Kosten en vergoedingen voor verplaatsingen vanaf de plaats van tewerkstelling
Van zodra de werknemer de arbeidsdag begonnen is en hij zich verplaatst van werf naar werf, dan gaat men over van mobiliteit naar verplaatsingskosten en verplaatsingstijd.
De verplaatsingskosten worden betaald volgens het officieel tarief van het gebruikt vervoer. Dus, voor het gemeenschappelijk openbaar vervoer bedraagt de tussenkomst van de werkgever 100% van de totale kost van het vervoersbewijs. Voor de fietsvergoeding en het gebruik van het privévervoer grijpt men terug naar de toegelaten onkostenvergoedingen van de RSZ/fiscus en zijn deze respectievelijk maximum 0,35 EUR/km en 0,4269 EUR/km.
De werkgever is niet verplicht de verplaatsingskosten te betalen indien hij een vervoermiddel ter beschikking stelt van zijn arbeiders dat de vereiste veiligheid en comfort biedt.
Naast de bovenstaande verplaatsingskosten, dient de werkgever de verplaatsingstijd te betalen. De verplaatsingstijd wordt beschouwd als prestatie-uren en dienst als dusdanig verloond te worden, ook indien de verplaatsing met het voertuig van de werkgever gebeurt.
Met andere woorden, een arbeider die zich van de eerste werf naar de tweede werf verplaatst, heeft recht op zijn loon voor de arbeidsduur, alsook recht op verplaatsingskosten naargelang het gebruikte vervoersmiddel.
We zijn er nog niet … mobiliteitsverlof!
Sinds 1 januari 2019 bestaat er binnen de elektrosector een dag mobiliteitsverlof voor de arbeiders. Deze werd jaarlijks aan de arbeiders die jaarlijks tenminste 43.000 km aflegden toegekend. Deze extra dag betaalde vakantie wordt toegekend in het kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar waarin het aantal km werd bereikt.
In het kader van het sectoraal akkoord 2023 – 2024 wordt vanaf 1 januari 2024 het recht op een dag mobiliteitsverlof berekend per schrijf van 27.000 km per kalenderjaar. De teller wordt evenwel op 0 gezet op 1 januari van elk jaar. De opgebouwde dagen worden opgenomen in overleg binnen de 12 maanden nadat ze verworven zijn.
De ondernemingen kunnen sinds 1 januari 2022 deze dag mobiliteitsverlof omzetten in een terugkerend gelijkwaardig voordeel dat enkel toegekend dient te worden voor de kalenderjaren waarin het jaarlijks aantal kilometers werd overschreden. Voor meer info hieromtrent kan u contact opnemen met de adviseurs van Techlink.
Wat met arbeiders die het bediendenstatuut hebben ontvangen en niet meer tot het PSC 149.01 behoren?
Veel arbeiders schuiven door naar een bediendenstatuut. Hierdoor vallen ze onder de voorwaarden van het aanvullend nationaal paritair comité nr. 200 (PC 200).
Aangezien het PC 200 geen mobiliteitsaspecten heeft opgenomen in hun CAO vervoerskosten, geldt voor deze werknemers de algemene regeling, tenzij de regeling van het PSC 149.01 behouden blijft, voor zover deze voordeliger blijft. Voor het woonwerkverkeer krijgen de bedienden de vergoedingen zoals opgenomen in de desbetreffende sectorale cao.
In bijgevoegd schema kan u de mobiliteitsregeling van het PSC 149.01 visueel nalezen.