Primaire inhoud van de pagina
Entity view (Content)
Vervanging van aardgastoestellen aangesloten op gemeenschappelijke afvoerkanalen
Entity view (Content)
Bij het vervangen van verwarmingstoestellen in eengezinswoningen stellen zich meestal weinig problemen, op voorwaarde dat men de vorming van condensatie in de schoorsteen opvangt door bijvoorbeeld een schoorsteenvoering aan te brengen. Bij renovaties in appartementsgebouwen kan een dergelijke vervanging veel problematischer zijn aangezien men in deze gebouwen vaak te maken krijgt met een collectie, binnen het gebouw gelegen, afvoerkanaal van verbrandingsproducten waarop verschillende gasketels met een open verbrandingskamer (type B) aangesloten zijn.
De meeste problemen kunnen teruggebracht worden tot de werkingsverschillen tussen de nieuwe en de oude verwarmingstoestellen. Het grootste verschil tussen beide is de veel lagere verbrandingsgastemperatuur van de nieuwe ketels.
De vervanging van een oude verwarmingsketel die aangesloten is op een gemeenschappelijk afvoerkanaal door een moderne ketel met een open verbrandingskamer kan twee belangrijke gevolgen hebben:
- condensatievorming in het afvoerkanaal. Dit kan schade veroorzaken aan het kanaal en aan de aangrenzende binnenwanden
- door de aanzienlijke lagere verbrandingsgastemperatuur ondergaat de trek van het gemeenschappelijk afvoerkanaal een belangrijke wijziging. Hierdoor ontstaat er een risico op terugslag van de verbrandingsgassen niet alleen naar het eigen appartement, maar ook naar de andere appartementen die verbonden zijn met hetzelfde gemeenschappelijk afvoerkanaal. Deze terugslag kan leiden tot een slechte verbranding en de vorming van CO-gas dat intoxicatie kan veroorzaken bij inademing en zelfs de dood tot gevolg kan hebben (*).
Het is met andere woorden niet zonder meer toelaatbaar om een oud gastoestel van type B1* te vervangen door zijn moderne versie. Het is evenmin toegelaten om een bijkomend afvoerkanaal van een nieuw toestel (bv. van type C5) te installeren in een bestaande gemeenschappelijke schoorsteen. Deze wijziging zou immers de goede afvoer van de andere toestellen kunnen verstoren.
Een mogelijke oplossing voor dit probleem bestaat uit de plaatsing van een verbrandingstoestel met een muurafvoer van bij voorkeur het gesloten type (bv. van type C1). Indien dit niet toegelaten is of om een of andere reden niet mogelijk is, kan men ervoor opteren om de gemeenschappelijke schoorsteen te voorzien van een extractor, op voorwaarde dat alle aangesloten toestellen van het type B11BS zijn (d.w.z. uitgerust met een thermische trekbeveiliging - TTB). Deze oplossing vereist echter dat de werking van alle toestellen die aangesloten zijn op de schoorsteen, ondergeschikt gemaakt wordt aan de werking van de extractor. Dit doet men door in hun uitlaat een diafragma aan te brengen dat voorzien is van een verschildrukschakelaar die het toestel uitschakelt bij onvoldoende trek. De extractor en de verschillende diafragma’s dienen zodanig berekend te worden dat er over de diafragma’s een verschildruk heerst van 20 tot 30 Pa. Deze berekening gebeurt aan de hand van de af te voeren verbrandingsgasdebieten en de karakteristieken van de schoorsteen (afmetingen, traject, wandruwheid).
Indien de bovenstaande oplossingen ontoereikend zijn, rest er bijvoorbeeld nog de CLV-oplossing (Combinatie Luchttoevoer Verbrandingsgasafvoer). Hierbij worden de concentrische kanalen buiten het gebouw geplaatst en worden systematisch alle vervangen verbrandingstoestellen hierop aangesloten. Deze keuze vereist echter wel dat alle betrokkenen bereid zijn om mee te investeren in het CLV-systeem.
Indien alle verbrandingstoestellen gelijktijdig vervangen worden, heeft men veel meer mogelijkheden en kan men dankbaar gebruikmaken van de nieuwe toestellen die op de markt beschikbaar zijn:
- gesloten toestellen (type C3, C4, C5, C8 , C9 of C10)
- toestellen met open verbrandingskamer (type B2 of B3)
De schacht van de gemeenschappelijke schoorsteen kan in dit geval gebruikt worden voor de plaatsing van de afvoer- en of luchttoevoerkanalen die ook hier vanzelfsprekend correct zullen moeten gedimensioneerd worden voor elke situatie.
Schematische voorstelling van een ruimteafgesloten verbrandingstoestel van het type C5
(*) In 2010 werden er in België 694 intoxicaties opgetekend, waarvan 58 % te wijten was aan een gastoestel.
Op basis van Buildwise artikel 2012-4.15