Primaire inhoud van de pagina
Entity view (Content)
Entity view (Content)
Hoewel het momenteel nog onduidelijk is wanneer deze nieuwe maatregelen effectief van kracht zullen worden, verwachten wij dat er een reeks wetgeving voor de zomervakantie voorzien zal worden. Andere maatregelen zullen wellicht pas de komende jaren in werking treden. Daarenboven is het onduidelijk wat de effectieve gevolgen zullen zijn van een maatregel, op wie dat deze van toepassing is en of er eventueel uitzonderingen of overgangsbepalingen worden voorzien.
Uiteraard volgen wij alle evoluties en wetgevende initiatieven op de voet op en zullen wij communiceren van zodra er nieuws is.
Annualisering arbeidsduur
Na overleg met de sociale partners zal er voor 30/06/2025 een nieuw wettelijk kader worden ingevoerd, waarmee de annualisering van de arbeidstijd of ‘accordeon’-uurroosters mogelijk worden voor deeltijdse als voltijdse arbeid. Deze annualisering kan alleen worden toegepast met instemming van de betrokken werknemers, zonder verlies van koopkracht en met de vrije keuze tussen inhaalrust of uitbetaling. Waar mogelijk wordt hierbij arbeidstijdregistratie ingevoerd.
De annualisering van de arbeidstijd betekent dat de gemiddelde wekelijkse arbeidstijd over een referentieperiode van één jaar in plaats van per week berekend wordt.
Momenteel is het via diverse afwijkingen en stelsels al mogelijk om de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur op jaarbasis na te leven. Enkele voorbeelden voor voltijdse werknemers:
-
het ADV-stelsel (Arbeidsduurvermindering) op basis waarvan langer dan de wekelijkse sectorale arbeidsduur kan worden gewerkt via de toekenning van inhaalrust voor de extra gewerkte tijd;
-
de structurele afwijking die het in meerdere sectoren (vb. horeca, gezondheidszorg, bewakingssector, ...) mogelijk maakt om gemiddeld tot 11 uur per dag en 50 uur per week te werken (zonder overloon met naleving van de voorwaarden voor deze afwijking);
-
de nieuwe arbeidsstelsels op basis waarvan in heel wat sectoren kan worden afgeweken van onder andere de dagelijkse en wekelijkse arbeidsduurgrenzen;
-
de kleine flexibiliteit op basis waarvan zowel normale werkroosters als dal- en piekroosters kunnen worden toegepast. Deze annualisering werd in de wet betreffende werkbaar en wendbaar werk geconcretiseerd via de regeling van kleine flexibiliteit door de referteperiode op 12 maanden te plaatsen;
-
glijdende roosters waarbij werknemers zelf kunnen bepalen wanneer ze werken binnen de door de werkgever opgelegde grenzen (met een maximum van 9 uur per dag en 45 uur per week).
Het is voorlopig onduidelijk hoe dit accordeon uurrooster er in de praktijk zou uitzien en wat het verschil is met het bestaande glijdend uurrooster, of zelfs de kleine flexibiliteit, dat eveneens flexibiliteit biedt. Het is evenmin geweten tot welke grenzen de werknemer zal mogen werken.
Hoewel we over het algemeen positief staan tegenover de annualisering van de arbeidsduur, maken wij het voorbehoud van de uitvoering van deze maatregel en meer bepaald op het vlak het voorgestelde tijdsregistratiesysteem. Uit diverse bevragingen blijkt immers dat niet elke werkgever, of zelfs werknemer, achter een dergelijk systeem staat.
Afwachten wat hier uit de bus kan komen dus … De nieuwe regering legt zichzelf een zeer ambitieuze deadline op, daar dit regime al voor 30 juni 2025 zou worden ingevoerd na overleg met de sociale partners.
Nachtarbeid
In de huidige wetgeving wordt nachtarbeid strikt geregeld. De algemene regel stelt dat nachtarbeid (tewerkstelling na 20u of voor 6u) verboden is. Dit verbod wordt opgeheven: tewerkstelling ’s nachts wordt toegelaten. Ook wordt de wettelijke verplichte sluitingsdag afgeschaft. De regelgeving inzake openingsuren wordt versoepeld.
Om de distributiesector en aanverwante sectoren opnieuw concurrentieel te maken zou nachtarbeid nu pas starten vanaf middernacht in plaats van de huidige grens vanaf 20u. De procedures die gelden voor de invoering van nachtarbeid zouden worden vereenvoudigd. De bestaande premies voor nachtprestaties zoals vastgelegd in cao’s in diverse sectoren en bedrijven blijven hierbij gelden.
Het is voor ons niet duidelijk wat men verstaat onder aanverwante sectoren. Wij pleiten hier voor een duidelijke definitie aangezien ons inziens de groothandel van elektro & HVAC materiaal hier ook onder kan vallen. Zou het invoeren van de arbeidsregeling met nachtprestaties vereenvoudigd worden? Gaat men de wetgeving omtrent de nieuwe arbeidsregelingen bekijken? Beide systemen kunnen momenteel maar ingevoerd worden via een specifieke procedure, naleving van begeleidingsmaatregelen en toekenning van een nachtpremie.
Techlink betreurt het feit dat de verschuiving van de nachtarbeid van 20h naar 24h niet van toepassing is op de elektro & HVAC sector. Veel ondernemingen zouden hierbij gebaat zijn. Denken wij bijvoorbeeld aan de onderhoudswerkzaamheden die eveneens ’s nachts moeten gebeuren. Tot op heden is er in de meeste gevallen structurele nachtarbeid slechts mogelijk op basis van de cao grote flexibiliteit. Werkzaamheden die in het weekend gebeuren, maar waarvoor er bijvoorbeeld geen materiaal aanwezig is wegens gesloten groothandelszaken.
Vereenvoudiging deeltijdse arbeidsduur
Ook de huidige regering is bewust van de stringente wetgeving rond deeltijdse arbeid en voorziet in het federaal regeerakkoord de volgende voorstellen omtrent het faciliteren van deeltijdse arbeid:
Afschaffing van de regel dat de wekelijkse arbeidsduur minstens gelijk moet zijn aan 1/3e van de voltijdse wekelijkse arbeidsduur. Het zou dus zonder meer mogelijk zijn om deeltijdse contracten af te sluiten van minder dan 1/3e van de voltijdse arbeidsduur, zonder zich te moeten beroepen op een uitzondering voorzien in de wetgeving zoals vandaag het geval is.
Er wordt wel niet geraakt aan de verplichting dat elke prestatie minstens 3 uur moet duren. Van deze regel kan slechts worden afgeweken per cao of KB.
Tenslotte wordt gepreciseerd dat oproepcontracten verboden blijven. Oproepcontracten zijn contracten waarbij de arbeidsduur niet op voorhand wordt afgesproken en de werknemer een eventuele vraag van de werkgever om te werken moet afwachten. Ondernemingen binnen de elektrosector kunnen enkel een beroep doen op dagcontracten in de eerste en laatste kalenderweek van de opdracht.
Wat betreft de vereenvoudiging van de administratieve formaliteiten wordt geen toelichting gegeven, maar enkel gesteld dat dit niet zal leiden tot een vermindering van de bescherming van onvrijwillige deeltijdse werknemers. Wij voorzien hier geen grote wijzigingen op het vlak van de werking binnen de organisatie van de lid-ondernemingen
Afschaffing verplichting opname van alle uurroosters in arbeidsreglement
Tot op vandaag geldt de regel dat alle voltijdse uurroosters moeten opgenomen zijn in het arbeidsreglement. Voor deeltijdse uurroosters werd reeds een versoepeling ingevoerd en was het niet langer nodig om alle uurroosters op te nemen.
Een volgende stap in de goede richting? Het regeerakkoord voorziet in het afschaffen van de verplichting om alle uurroosters op te nemen in het arbeidsreglement voor zover de grenzen van de flexibiliteit duidelijk worden omschreven.
Ons lijkt het dat de regering de regel voor variabele deeltijdse uurroosters doortrekt naar de variabele voltijdse roosters. Met andere woorden, het zou volstaan enkel het kader op te nemen in het arbeidsreglement. Aan de bestaande regels rond de minimale kennisgevingstermijnen wordt niet geraakt. Positief in dit verhaal is dat de werkgever niet steeds de strenge procedure tot wijziging van het arbeidsreglement dient te volgen.
Hernieuwbare akkoorden tussen werkgever en werknemer
Waar akkoorden tussen de werkgever en de werknemer zesmaandelijks hernieuwd moeten worden, wordt deze verplichting vervangen door of minstens aangevuld met de mogelijkheid om een akkoord van onbepaalde duur te sluiten met een zesmaandelijks herroepingsrecht.
In de bestaande wetgeving leven deze akkoorden vooral bij de vierdagenweek, de wisselende werkweek, of nog actueler: bij de vrijwillige overuren. We stellen ons evenwel de bedenking bij de zinsnede ‘…wordt deze verplichting vervangen door of minstens aangevuld met de mogelijkheid om een akkoord van onbepaalde duur te sluiten met een zesmaandelijks herroepingsrecht.”
Immers, bij een volledige wijziging naar een zesmaandelijks herroepingsrecht zou men pas spreken van een administratieve vereenvoudiging. Indien er nog de nodige onderhandelingen dienen te gebeuren vooraleer men deze administratieve vereenvoudiging kan invullen, lijkt dit ons eerder een doekje tegen het bloeden te zijn.
Bewaartermijnen
Voor heel wat documenten zijn bewaartermijnen tot 5 jaar ingevoerd, bijvoorbeeld voor de aanvraag van een wisselende werkweek, vierdagenweek, … De nieuwe regering zou deze verplichting voor de minst belangrijke documenten afbouwen.
Hoewel we moeten afwachten hoe de administratieve vereenvoudiging in de praktijk omgezet zal worden, kunnen wij enkel toejuichen dat de bewaartermijnen voor bepaalde documenten ingekort zullen worden en op elkaar worden afgestemd. Denken wij bijvoorbeeld aan de ingangsdatum waarop de bewaartermijn ingaat of de bewaarplaats. In het kader van de bewaartermijnen van de deeltijdse arbeid, zoals bekendmaking uurrooster, controledocument afwijkingen, etc., kan er ons inziens meer uniformiteit zijn.
Overuren
Om flexibele arbeid te garanderen wordt er een structurele regeling verankerd van 180 fiscaalvriendelijke overuren. Deze fiscaalvriendelijke overuren houden zowel een fiscaal voordeel voor de werkgever als voor de werknemer in.
Voor onvrijwillige overuren blijft de bestaande procedure en overloon behouden. Denken wij hier bijvoorbeeld aan de procedure om overuren wegens onvoorziene noodzakelijkheid of buitengewone vermeerdering van het werk te presteren.
Wat betreft de vrijwillige overuren voert de regering één aantrekkelijk systeem in tot 360 vrijwillige overuren zonder motief of inhaalrust, dit arbeidsrechtelijk voor alle sectoren. Van deze 360 overuren zijn er 240 uren die als ‘netto’ vrijwillige overuren behandeld zullen worden, met andere woorden er is geen overloon verschuldigd. Er worden geen sociale of fiscale lasten op ingehouden.
Het regeerakkoord bepaalt dat het presteren van de vrijwillige overuren gebeurt op basis van een schriftelijke overeenkomst tussen de werkgever en de werknemer die steeds opzegbaar is. Daarenboven zijn de vrijwillige overuren mogelijk voor voltijdse werknemers en daarnaast voor deeltijdse werknemers die minstens 3 jaar deeltijds werken op voorwaarde dat er een tijdelijke toename van werk is.
De elektrosector heeft een specifieke regeling voorzien betreffende vrijwillige overuren. Tot 30 juni 2025 kan een onderneming gebruik maken van de zogenaamde relance overuren en de ‘gewone’ vrijwillige overuren. De maatregel in het regeerakkoord kan een impact hebben op de toepassing van de vrijwillige overuren binnen de sector. Wordt de aanpassing immers op federaal niveau in de Arbeidswet gedaan of kijken we eerder naar toepassingsmodaliteiten op sectoraal vlak? Wat gebeurt er met de momenteel zesmaandelijks te hernieuwen overeenkomst tussen werkgever en werknemer? Wijzigt dit naar een overeenkomst van onbepaalde duur …? Veel vragen waarop we momenteel het antwoord schuldig blijven.
Flexi-jobs
Onder de paraplu van de modernisering van het arbeidsrecht wordt er ook gesleuteld aan de reglementering inzake flexi-jobs. Het maximum jaarloon van een niet-gepensioneerde flexi-job werknemer wordt verhoogd van 12.000 naar 18.000 EUR per jaar en waar geldend wordt het maximumuurloon verhoogd naar 21 EUR. Deze bedragen worden verder geïndexeerd.
Waar het vandaag verboden is om een flexi-job uit te oefenen bij een vennootschap die verbonden is met de eigenlijke werkgever, zal dit verbod opgeheven worden voor voltijdse werknemers.
Waar wij vooral naar kijken is de maatregel waarbij het uitoefenen van een flexi-job mogelijk gemaakt zou worden in alle sectoren. De sectoren zouden weliswaar de autonomie behouden om flexi-jobs uit te sluiten of te reguleren.
Als federatie willen wij de werkgelegenheid in eigen sector stimuleren en staan wij achter deze maatregel. Waar het momenteel onmogelijk is om bijvoorbeeld als gepensioneerde bij te verdienen als flexi-job in de elektrosector, zou dit in de toekomst mogelijk gemaakt kunnen worden. Dit lijkt ons een win-win situatie te zijn voor zowel de gepensioneerde werknemer die toch wil bijverdienen in een sector waar momenteel een tekort is aan werknemers, als voor de werkgever die kan tegemoetkomen aan wijzigend conjunctuur van dal- en piekperiodes. Een maatregel die positief onthaald wordt door de ondernemingen van de sector!
Uitzendarbeid
Wat de uitzendarbeid betreft, verzoekt de nieuwe regering aan de sociale partners om ‘uitzendarbeid van onbepaalde duur’ verder uit te werken en in de praktijk te brengen. Daarnaast wordt het misbruik van opeenvolgende dagcontracten aangepakt en wordt in overleg met de sociale partners een raamwerk gecreëerd voor het gebruik van niet-aanwervingsclausules binnen de sector.
Er wordt een wettelijk kader ingevoerd voor niet-afwervingsbedingen in de context van uitzendarbeid en projectsourcing. Dit houdt in dat werkgevers een afkoopsom moeten betalen wanneer ze een uitzendkracht of werknemer via projectsourcing rechtstreeks in dienst nemen. Dit zorgt voor meer transparantie en duidelijkheid bij de overstap van tijdelijke naar vaste tewerkstelling.
Vorming en Opleiding
Het regeerakkoord stelt duidelijk dat het individueel opleidingsrecht behouden wordt, maar ingevuld zal worden met meer flexibiliteit en gedeeltelijke collectivisering. Opgebouwde vormingsrechten kunnen geen aanleiding geven tot een uitbetaling van loon. De vrijstelling van het individueel opleidingsrecht voor ondernemingen met minder dan 20 werknemers blijft behouden.
In een sector waar vorming en opleiding niet weg te denken zijn in het reilen en zeilen van de organisatie, maar die eveneens staat voor uitdagingen tot motivering tot het volgen van opleidingen, zijn wij verheugd om te lezen dat flexibiliteit en gedeeltelijke collectivisering mogelijk gemaakt zullen worden.
Waar de wetgeving op het Federal Learning Account (FLA) - het digitale platform dat door de vorige regering werd opgezet om het aantal gevolgde opleidingsdagen van werknemers te registreren - de laatste maanden een heet hangijzer bleek te zijn, kunnen we toejuichen dat de nieuw regering oor had naar de verzuchtingen van de ondernemers en het FLA definitief schrapt. Toch dienen we op te letten aangezien er onderzocht zal worden of een minder administratief belastend systeem mogelijk is. Als federatie blijven we erop hameren dat de werkgevers geen belastende administratieve verplichtingen op dit vlak willen.
Modern sociaal overleg
De nieuwe regering is zich bewust van de uitdagingen en hervormingen die zich aandienen in het arbeidsmarktbeleid en rekent op de sociale partners om adviezen uit te brengen of akkoorden te sluiten. Hiermee benadrukt de nieuwe regering het belang en de rol van het sociaal overleg voor verschillende voorstellen die het voorwerp uitmaken van het regeerakkoord. Enkel wanneer de sociale partners er niet in zouden slagen om een akkoord te vinden na een vooraf vastgelegde en voldoende ruime termijn, zal de nieuwe regering finaal zelf een beslissing nemen.
Met het oog op de modernisering van het sociaal overleg, wordt ook aan de sociale partners gevraagd om het aantal paritaire comités te verminderen tegen 1 januari 2027. Een steeds evoluerend dossier waarbij Techlink reeds jaar en dag betrokken is in de elektrotechnische sector.
Stakingsrecht
De nieuwe regering verzoekt de sociale partners om tegen 31 december 2025 de uitoefening van het stakingsrecht te verduidelijken door het herenakkoord van 2002 te actualiseren. In dit kader moet het stakingsrecht gegarandeerd blijven, met respect voor de rechten en vrijheden van anderen en de openbare orde. Volgens het regeerakkoord vallen vakorganisaties voor hun handelingen als dienstverlener of organisator van activiteiten onder de gangbare regels van financiële transparantie en juridische aansprakelijkheid. Dit geldt evenwel niet voor de organisatie van betogingen of stakingen onder stakingsaanzegging, waar hun juridische bescherming gewaarborgd blijft.
Compensation & benefits
Een hoger nettoloon
Waar zeker tijdens de laatste dagen van de regeringsonderhandelingen veel om te doen was, is de automatische indexering. Het regeerakkoord voorziet dat het principe van de automatische indexering behouden blijft en er zou in niets wijzigen aan de loonnormwet. Wel worden de sociale partners verzocht om uiterlijk tegen 31 december 2026 een advies uit te werken met het oog op de hervorming van de Loonnormwet en het systeem van de automatische indexeringen, en dit met de nodige aandacht voor het concurrentievermogen van ondernemingen en de koopkracht van werknemers.
De nieuwe regering is ook van plan om de belastingvrije som voor iedereen die werkt te verhogen en de bijzondere bijdrage voor de sociale zekerheid te verlagen. Bovendien wenst de nieuwe regering de werkbonus te versterken.
We kunnen enkel toejuichen dat de werkgeverslasten verlaagd zullen worden. Het is echter wachten op de concrete uitvoering hiervan.
Concurrentiepositie verhogen
De nieuwe regering streeft er ook naar om verschillende maatregelen in te voeren die rechtstreeks betrekking hebben op (de samenstelling van) loonpakketten.
De collectieve bonussystemen zoals de niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen (cao nr. 90) en de winstpremie worden vereenvoudigd en verder geharmoniseerd, waarbij wordt benadrukt dat deze harmonisatie in geen geval zou leiden tot een verhoging van de fiscale lasten voor werkgevers en werknemers.
De maximale waarde van de maaltijdcheques, momenteel vastgesteld op 8 EUR, zou in twee stappen met 2 EUR worden verhoogd (om 12 EUR te bereiken) en de aftrekbaarheid van de kosten van maaltijdcheques (momenteel beperkt tot 2 EUR per cheque) zou parallel worden verhoogd. Daarnaast zullen de bestedingsmogelijkheden van de maaltijdcheques worden uitgebreid. In ruil daarvoor zouden de andere bestaande cheques (ecocheques, cultuurcheques, …) geleidelijk worden afgeschaft.
In de elektrosector werd een cao afgesloten waarbij er ecocheques ingevoerd worden. Ondernemingen kunnen dit alternatief besteden. Het is onduidelijk op welke manier de regering zal voorzien in maatregelen om de afschaffing van een systeem dat zelf ook reeds alternatieven biedt.
Wat betreft cafetariaplannen en andere systemen van flexibele verloning, zou er een wettelijk kader worden ingevoerd met het oog op het beperken van ‘loonruilen’ tot maximaal 20% van het jaarlijkse brutoloon. Werkgevers ervaren dit als een positieve maatregel aangezien de huidige cao’s in de elektrosector amper ruimte bieden om de bestaande loonsvoordelen op te nemen in een cafetariaplan.
Er zou een kader uitgewerkt worden voor forfaitaire kostenvergoedingen. Hoe dit er precies uit zal zien is koffiedik kijken. De kans is echter reëel dat men inspiratie zal zoeken in de bestaande – op vele vlakken al grotendeels op elkaar afgestemde – praktijken van de rulingdienst en de RSZ
Vrijstellingen van doorstorting van bedrijfsvoorheffing
Wat betreft de diverse regimes van vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing, waar de fiscale administratie momenteel sterk op controleert, zou de nieuwe regering erop toezien de rechtszekerheid en stabiliteit van de bestaande regelingen te maximaliseren. Er wordt onder andere voorzien in een herziening van het systeem van de vrijstelling voor ploegen- en nachtarbeid na afloop van de tijdelijk ingevoerde “bis”-variant (momenteel voorzien tot eind 2026), met als doel de fundamenten en het voordeel van de vrijstelling te bestendigen. De vrijstelling voor O&O (Onderzoek en Ontwikkeling) zou eveneens worden verduidelijkt om de rechtszekerheid en de doeltreffendheid ervan te vergroten Ook zou de vrijstelling voor onderzoek aan universiteiten, hogescholen, universitaire ziekenhuizen en fondsen voor wetenschappelijk onderzoek worden hervormd.
Ontslagrecht
Terugkeer van de proefperiode
Ruim tien jaar na de afschaffing van de proefperiode wordt de proefperiode opnieuw ingevoerd. Dit zou uiterlijk voor 31 december 2025 gebeuren. Het wordt dan terug mogelijk voor beide partijen om de arbeidsovereenkomst te beëindigen met een opzeggingstermijn van 1 week gedurende de eerste 6 maanden van de tewerkstelling.
Ontslagvergoeding
Het regeerakkoord voorziet dat de ‘ontslagvergoeding’ wordt geactiveerd en beperkt tot maximaal 52 weken voor nieuw aangeworven werknemers om een beter evenwicht te bereiken tussen een kwalitatieve sociale bescherming en een aantrekkelijk investeringsklimaat.
Hoewel er geen concrete definitie gegeven wordt aan het begrip ‘activering van de ontslagvergoeding’, lijkt dit toch concreet te betekenen dat voor nieuw aangeworven werknemers de opzegtermijnen – en dus de overeenstemmende opzegvergoedingen – worden beperkt tot maximaal 52 weken. Voor bestaande werknemers zouden de opzegtermijnen – en dus de overeenstemmende opzegvergoedingen – onaangetast blijven. De nieuwe regering beoogt hiermee werkgevers aan te moedigen om personeel in dienst te nemen met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
Verder zouden het aantal beschermingsvergoedingen die kunnen verkregen worden in het kader van een ontslag beperkt worden, zonder echter meer precisie te geven over de contouren van deze nieuwe beperking en wat precies moet worden verstaan onder beschermingsvergoedingen.
Wij vinden het evenwel contradictorisch dat er sinds 31 december 2024 nog een nieuw een beschermingsmechanisme in is werking getreden voor de werknemer die zijn minimumloon opeist. Deze regelgeving heeft tot doel de werknemer die een klacht tot niet-naleving van de minimumlonen heeft ingediend te beschermen tegen ontslag. De bescherming geldt tot 12 maanden na het indienen van de klacht of, ingeval van een rechtszaak, tot 3 maanden na de definitieve uitspraak. Indien de werkgever stelt dat het een ontslag betreft om redenen vreemd aan de klacht, moet hij deze redenen kunnen bewijzen. Kan de werkgever dit onvoldoende bewijzen, dan is hij een forfaitaire vergoeding verschuldigd aan de werknemer gelijk aan het brutoloon van 4 tot 6 maanden. Deze forfaitaire vergoeding is cumuleerbaar met een verbrekingsvergoeding.
Ontslagbescherming personeelsafgevaardigden
De werknemersvertegenwoordigers in de ondernemingsraad en het comité voor preventie en bescherming op het werk genieten een verregaande ontslagbescherming. Aan de ontslagbescherming van effectief verkozen personeelsleden wordt niet geraakt. Er wordt enkel een wijziging aangebracht aan de ontslagbescherming voor de niet-verkozen kandidaten: ‘Daar waar zij op heden gedurende een termijn van 2 jaar dezelfde bescherming genieten als effectief verkozenen, wordt dit aangepast naar 6 maand.’
We durven hier aan te nemen dat deze wijziging betrekking heeft op de categorie van niet-verkozen kandidaten bij hun tweede opeenvolgende ‘onsuccesvolle’ kandidatuur. De ontslagbescherming voor kandidaat werknemersvertegenwoordigers zal na hun tweede opeenvolgende ‘onsuccesvolle’ kandidatuur, dus een einde nemen na een periode van 6 maanden (in de plaats van 2 jaar) volgend op de bekendmaking van de verkiezingsuitslag.
Langer werkbaar werken
Stelsels van loopbaanvermindering
De regering wil dat mensen langer aan de slag blijven en streeft daarvoor naar opties om een gezonde werk-privébalans mogelijk te maken. Zo wil de regering het zogenaamde ‘familiekrediet’ invoeren, waarbij de bestaande verlofrechten worden vereenvoudigd voor wie bijdraagt aan de zorg van een kind. De bedoeling is om de verschillende stelsels te harmoniseren zodat er geen onderscheid meer is naar het statuut van werknemer, zelfstandige of ambtenaar.
Bij de geboorte krijgt elk kind een ‘rugzakje’ met verlofrechten, waarin de bestaande verloven voor geboorte en latere zorg voor het kind worden geïntegreerd. In het familiekrediet is er ook ruimte voor nieuwe of aangepaste modaliteiten, zoals bijvoorbeeld de opname van het krediet door grootouders of het stimuleren van de opname van het krediet door beide ouders. Bij kinderen die slechts één ouder hebben, maakt die ouder aanspraak op het volledige rugzakje.
Voor oudere werknemers blijft het mogelijk om op het einde van hun loopbaan via een landingsbaan deeltijds te werken (1/2e of 4/5e) vanaf 55 jaar, mits zij vanaf 2025 een beroepsverleden hebben van minstens 30 jaar met elk minstens 156 gewerkte dagen. Deze voorwaarde wordt gradueel verhoogd naar 35 loopbaanjaren in 2030.
Wij kijken naar het verleden waarbij er reeds heel wat stelsels van tijdskrediet de revue gepasseerd zijn en er steeds aan gesleuteld werd. Zal de regering in het kader van het ‘langer werkbaar werken’ dé regeling uitwerken en welke implicaties zal dit hebben op de opname of invoering ervan op ondernemingsniveau? Afwachten naar concrete invulling van dit systeem en welke impact dit zal hebben op de bestaande sectorale cao’s betreffende tijdskrediet en landingsbanen.
Stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag.
Aansluitend bij de ambitie van de nieuwe regering om mensen langer aan de slag te houden, wordt voorzien dat de nieuwe instroom in SWT stopt vanaf de datum van het regeerakkoord, tenzij voor SWT om medische redenen. De nieuwe regering verduidelijkt nog dat zij de nieuwe toelatingen tot het SWT om medische redenen actiever zal controleren en in geval van een aanzienlijke afwijking ten opzichte van voorgaande jaren, de toelatingsvoorwaarden zal aanpassen.
De toegang tot het SWT-stelsel blijft wel gewaarborgd voor werknemers die tewerkgesteld worden in bedrijven die vóór de datum van het regeerakkoord ‘een intentieverklaring tot herstructurering of collectief ontslag’ afsloten. Verder zouden de rechten van zij die al in een SWT-stelsel zitten, eveneens gevrijwaard blijven.
Ook voor de elektrosector zullen de SWT-stelsels aflopen op 30 juni 2025. Ook hier wordt er niet geraakt aan de verworven rechten van degenen die in het stelsel zitten. Toch kijken wij met lede ogen naar de onduidelijkheid die er hier gecreëerd wordt. Het is afwachten wat een eventueel interprofessioneel akkoord zal inhouden.
Een allesomvattend plan voor preventie en re-integratie van langdurig zieken
Ziektebriefje
De huidige regering zal de mogelijkheid om jaarlijks tot 3 keer 1 ziektedag op te nemen zonder medisch attest verminderen tot 2 keer per jaar.
Wijziging van de regels inzake herval
De nieuwe regering bepaalt dat een werknemer pas na een werkhervatting van 8 weken terug aanspraak zou kunnen maken op gewaarborgd loon voor een periode van 30 dagen ten laste van de werkgever. Op vandaag is een werkhervatting van minstens 14 kalenderdagen voldoende om hierop terug aanspraak te maken, tenzij de werknemer kan aantonen dat de arbeidsongeschiktheid te wijten is aan een andere ziekte.
Re-integratie
De nieuwe regering wil de werkzaamheidsgraad opkrikken door onder meer steviger in te zetten op de re-integratie van langdurig zieke werknemers.
Werkgevers en hun preventiediensten zullen worden aangemoedigd om een actief verzuimbeleid te voeren waarbij langdurig ziekteverzuim zoveel als mogelijk wordt voorkomen en zieke werknemers regelmatig worden opgevolgd en gecontacteerd.
Daarnaast wil de nieuwe regering werkgevers ook responsabiliseren om versterkt in te zetten op de re-integratie van hun langdurig zieke werknemers tussen 18 jaar en 54 jaar. Werkgevers die geen KMO zijn, worden verplicht om gedurende de eerste 2 maanden die volgen op de periode gedekt door het gewaarborgd loon 30% van de ziekte-uitkering ten laste te nemen. Dit vervangt voor hen de huidige responsabiliseringsbijdrage, zijnde de sanctie die opgelegd wordt aan bedrijven die een bovenmatige instroom hebben van werknemers in invaliditeit.
Werkgevers zullen tot slot ook verplicht worden om na 8 weken arbeidsongeschiktheid aan de externe preventiedienst te vragen om een inschatting te laten maken van het arbeidspotentieel van hun werknemer. Op basis daarvan zullen ze desgevallend een re-integratietraject moeten opstarten.
Werkgevers met meer dan 20 werknemers die binnen een periode van 6 maanden vanaf de aanvang van de arbeidsongeschiktheid geen re-integratieproces hebben opgestart voor werknemers die nog arbeidspotentieel hebben, zullen gesanctioneerd worden.
Wijzigingen aan het wettelijk kader over de progressieve werkhervatting/gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid
Op vandaag kunnen werknemers enkel het werk progressief hervatten als ze hiervoor de toestemming hebben van de adviserend arts van de mutualiteit. Voortaan zou een toelating van de behandelend arts van de werknemer of van de preventieadviseur-arbeidsarts voldoende zijn. De start van de progressieve werkhervatting moet wel onmiddellijk meegedeeld worden aan de adviserend arts van de mutualiteit zodat de ziekte-uitkering correct berekend kan worden.
Verder wordt er ook bepaald dat werknemers die in progressieve werkhervatting zitten geen aanspraak meer zullen kunnen maken op gewaarborgd loon bij herval gedurende deze tewerkstelling. Dit is nu wel het geval van zodra het werk meer dan 20 weken progressief werd hervat.
Responsabilisering betrokken artsen (behandelend arts, preventieadviseur-arbeidsarts en adviserend arts)
Er wordt een TRIO-platform gecreëerd waartoe zowel de behandeld arts, de preventieadviseur arbeidsarts, adviserend arts en andere betrokken actoren toegang zullen krijgen. Van zodra een werknemer één maand arbeidsongeschikt is, moet de behandeld arts het getuigschrift arbeidsongeschiktheid via dit platform delen. Op deze manier heeft de preventieadviseur-arbeidsarts rechtstreeks informatie over het bestaan en de aard van de arbeidsongeschiktheid. De vraag die hierbij rijst is of dit zal leiden tot de afschaffing van de huidige verplichting voor de werkgever om – van zodra een werknemer langer dan 4 weken arbeidsongeschikt is – de preventieadviseur-arbeidsarts hiervan te verwittigen.
De behandelend arts moet voortaan – bij het schrijven of verlengen van een ziekte-attest of getuigschrift arbeidsongeschiktheid – ook altijd de mogelijkheid van ander of aangepast werk bekijken. Het ziekte attest wordt dus omgevormd naar een ‘geschiktheidsattest’. De behandelend arts kan hierover overleggen met de preventieadviseur-arbeidsarts die de concrete mogelijkheden van ander of aangepast werk in de betrokken onderneming beter kan beoordelen.
Van zodra een arbeidsongeschiktheid langer dan 2 maanden duurt, wordt de rol van ‘verantwoordelijke behandelende arts’ gecreëerd. Hij zal als eerste contactpersoon fungeren in de communicatie met de adviserend arts en de preventieadviseur-arbeidsarts. Bij voorkeur is dit de huisarts, maar deze verantwoordelijkheid kan overgedragen worden aan een specialist. De arts moet in dit geval ook een GMD (Globaal Medisch Dossier) aanbieden aan de patiënt.
De preventieadviseur-arbeidsarts moet sowieso voor elke werknemer die minstens één maand arbeidsongeschikt is een actie ondernemen, zoals het doorsturen van informatie tot het uitnodigen voor een gesprek. Op basis van datamining zullen artsen die significant meer en/of langere periodes van arbeidsongeschiktheid voorschrijven, opgevolgd, aangesproken en financieel geresponsabiliseerd worden in hun voorschrijfgedrag. Er wordt voor werkgevers ook een digitaal meldpunt voor verdachte ziekte-attesten en getuigschriften arbeidsongeschiktheid ingevoerd bij de SIOD.
Responsabilisering werknemers
Er wordt bepaald dat het recht op een ziekte-uitkering van langdurig zieken (> 1 jaar) op regelmatige basis opnieuw zal worden beoordeeld. Als uit de screening een arbeidspotentieel blijkt, wordt aan hen een verplicht re-integratietraject naar werk aangeboden.
Werknemers die niet of onvoldoende meewerken, stellen zich bloot aan de volgende sancties:
-
Vermindering met 10% van de uitkering voor wie de administratieve verplichtingen (zoals het invullen van een vragenlijst) niet nakomt;
-
Een schorsing van het recht op uitkeringen/gewaarborgd loon als de werknemer zonder gegronde reden niet ingaat op de uitnodiging van de preventieadviseur-arbeidsarts of de adviserend arts van de mutualiteit;
-
Sanctie ten belope van 10% van de uitkering voor werknemers die zonder geldige motivering niet ingaan op een uitnodiging door een Terug Naar Werk coördinator of een bemiddelaar van de arbeidsbemiddelingsdienst.
Risicoanalyses
De nieuwe regering haalt aan dat ‘indien de werkomstandigheden niet wijzigen, de risicoanalyses die voorzien zijn in de Welzijnswet niet jaarlijks meer moeten herhaald worden’. Echter, het huidig wettelijk kader bepaalt dat de werkgever een risicoanalyse moet doorvoeren telkens wanneer er iets verandert aan de setting of context waarin mensen werken. Een exacte termijn wordt dus niet voorzien.
De Codex Welzijn op het Werk bepaalt dat er een globaal preventieplan (GPP) opgesteld moet worden. In dit GPP staan de preventiemaatregelen die men als werkgever formuleert op basis van de risicoanalyse. Het GPP loopt over vijf jaar en dient als basis voor het jaaractieplan (JAP). We vermoeden dat beoogde wijziging door de nieuwe regering betrekking heeft op de opmaak van het jaarlijks actieplan.
Reactie Techlink op het allesomvattend plan voor preventie en re-integratie van langdurig zieken
Waar de werkgever momenteel met gebonden handen staat indien een zieke werknemer niet ingaat op de uitnodiging van de arbeidsarts, is het positief dat de werknemer in de toekomst gesanctioneerd wordt indien hij niet ingaat op de uitnodiging. Momenteel kan de werknemer immers het re-integratietraject blokkeren. Daarnaast vinden wij het positief dat het re-integratietraject gestart kan worden vanaf de eerste dag arbeidsongeschiktheid in plaats van na de verplichte wachtperiode van 3 maanden.
Ook zien wij liever de volledige afschaffing van ziektedagen zonder ziekteattest in plaats van een vermindering naar twee dagen. Daarenboven staan wij achter de het voorstel dat de regels inzake gewaarborgd loon bij herval herzien en verstrengd worden.
Wij betreuren evenwel dat de werkgever bij langdurige ziekte gedurende twee maanden 30% van de RIZIV-uitkering moet betalen. Dit is een pure kostenverhoging voor de onderneming. Dit voorstel van maatregel is een verstrenging van de huidige responsabiliseringsbijdrage te betalen door ondernemingen die een bovenmatige instroom hebben van werknemers in invaliditeit.